Interview met Koos Parie Commissaris en zelfstandig adviseur, sinds 1982 actief in de volkshuisvesting in verschillende bestuurlijke rollen.
“De huidige en toekomstige uitdagingen op het gebied van wonen, zorg en welzijn vereisen een doordachte en integrale aanpak. De vergrijzing en de toenemende behoefte aan passende woon- en zorgvoorzieningen vragen om innovatieve oplossingen die verder gaan dan de traditionele methoden. Er zal veel meer over de domeinen heen samengewerkt moeten worden. Daar zijn al mooie voorbeelden van te zien in de praktijk die het verdienen om groter en zichtbaarder te worden. Meer handelen in de geest van wet- en regelgeving, in plaats van op de letter van de wet, is daarin ook essentieel.
Het is bemoedigend om te zien dat er, ondanks de uitdagingen, veel projecten wel gefinancierd kunnen worden door creatief gebruik te maken van beschikbare middelen en mogelijkheden. Geld lijkt niet het probleem. De urgentie, veroorzaakt door de vergrijzing en de toenemende druk op de woningmarkt, heeft geleid tot een verhoogd bewustzijn en daadkracht bij betrokken partijen. Het besef dat er actie nodig is om te voorkomen dat de zorg- en woningmarkt vastlopen, werkt stimulerend.
Uitdagingen Nieuwbouw blijft echter wel een groot knelpunt. Dat zit ‘m vooral in de beschikbaarstelling van voldoende locaties en de complexe regelgeving. Het huidige debat over grondwinstbelasting onderstreept nog maar eens de noodzaak van een eerlijke en transparante omgang met grondeigenaren. Het is essentieel dat de overheid voorspelbare en consistente beleidsmaatregelen invoert om investeerders vertrouwen te geven. Een betrouwbare overheid is voor lange-termijn investeringen zoals vastgoed echt een belangrijke vereiste.
Naast nieuwbouw is het belangrijk om sociale netwerken voor ouderen te organiseren, zeker als ze verhuizen naar een nieuwe woning in een andere wijk of stad. In tegenstelling tot jonge gezinnen, die snel nieuwe contacten leggen via bijvoorbeeld scholen, missen ouderen vaak deze natuurlijke ontmoetingsplekken. Dit vergroot het risico op sociale isolatie en heeft grote impact op de geluksbeleving en gezondheid.
Flexibiliteit en Innovatie Er is een groeiende behoefte aan flexibiliteit in het denken en handelen bij woningcorporaties, verhuurders, zorginstellingen en overheden. Historische voorbeelden, zoals de huurgewenningstoeslag uit de jaren ’80, laten zien dat creatieve oplossingen mogelijk zijn om ouderen te helpen verhuizen naar passende woningen zonder financiële druk. Daarnaast moet de mindset verschuiven van regelgericht naar oplossingsgericht. Een sterke samenwerking tussen gemeente, woningcorporaties, zorginstellingen en andere betrokken partijen is noodzakelijk. Cases zoals in Den Bosch, waar diverse instanties samenwerken aan integrale – en vooral snelle – oplossingen, kunnen als model dienen voor veel andere regio’s. Hierbij is het van belang dat gemeenten niet alleen een woonvisie ontwikkelen, maar ook de middelen en mogelijkheden krijgen om deze te realiseren.
Ik ben optimistisch over de adoptie van technologie in de zorgsector. De nieuwe generatie ouderen is vertrouwd met technologie en kan hierdoor langer zelfstandig blijven wonen. Voorbeelden zoals sensoren in luiers en digitale begeleiding via tablets laten zien dat technologie niet alleen de efficiëntie kan verhogen, maar ook de privacy en autonomie van de zorgvrager zal respecteren.
Leiderschap en Cultuur Leiderschap speelt een cruciale rol in het bevorderen van een ondernemende cultuur binnen organisaties. En die ondernemende cultuur is hard nodig om ervoor te zorgen dat noodzakelijke initiatieven en samenwerkingen tot stand komen. Goede leiders maken tijd voor hun medewerkers en stimuleren innovatie. Het voorbeeld bij ouderenhuisvester Habion toont aan dat een mensgerichte benadering, waarbij de wensen van bewoners centraal staan, leidt tot heel succesvolle woonprojecten.
Toekomstige Trends In de komende tien jaar zullen we waarschijnlijk een verdergaande technologische integratie in de zorg zien, wat de zorg schraler maar efficiënter kan maken. Het is duidelijk dat er veel goede initiatieven en ideeën zijn, maar de implementatie wordt vaak gehinderd door bureaucratische obstakels. Het is essentieel om een cultuur van ‘ja’-denken te stimuleren, waarbij men zoekt naar oplossingen in plaats van problemen. Door samenwerking, innovatie en een mensgerichte benadering kunnen we de uitdagingen op het gebied van wonen, zorg en welzijn het hoofd bieden en een toekomst creëren waarin iedereen waardig en comfortabel kan leven.”
Interview met Prof. dr. Hans Becker, Oud-voorzitter van de Raad van Bestuur van Humanitas Auteur van o.a. Levenskunst op Leeftijd, In The Long Run We Are All Dead, De Ja-Cultuur, Verboden Af Te Blijven, Lekker Leven en Zorg zonder Zorgen.
“Ik heb in mijn leven hele mooie dingen mogen doen rondom het welzijn van oudere mensen. Het stemt mij heel gelukkig dat ik daar op mijn 82e nog steeds actief mee bezig kan zijn. En dat ik op heel veel plekken in de wereld mijn verhaal kan doen over mijn visie op welzijn, mijn zorgfilosofie. Die visie stoelt op een aantal elementen: de ‘ja’-cultuur, use it or lose it, zoveel mogelijk eigen regie voor de cliënten en het vormen van een extended family. Deze zorgfilosofie wordt inmiddels in grote delen van de wereld actief ingezet. In China zijn ze bezig zelfs een Yunlin’s Becker Award te ontwikkelen.
De kosten en baten van geluk Van huis uit ben ik econoom. Ik gaf les aan de universiteit en zo’n 30 jaar geleden werd ik gevraagd om leiding te gaan geven aan de Stichting Humanitas. Ze hadden op dat moment in Rotterdam 12 gebouwen met zorginstellingen voor ouderen. Mijn vader zei: “Jongen, wat heb je nou toch gedaan?” Hij vond het maar niks. “Dat zijn misère-eilanden.” En inderdaad wat ik aantrof was echt schrijnend; zes mensen op een kamertje met wat gordijnen ertussen voor de zogenaamde privacy. De geur van oudere mensen, helaas was incontinentiemateriaal toen nog niet wat het nu is. Ik dacht bij mezelf: wat wíl ik hier nou mee? En ik kwam uit op het brengen van geluk; ik werd de creator van geluk genoemd. Nu waren er in die tijd allerlei regels bepaald door Den Haag, de Inspectie en door de leiding: cliënten mochten geen huisdier meenemen, ze mochten geen borreltje drinken, ze moesten om 8 uur opstaan en mochten niet uitslapen, niet op blote voeten lopen, enz, enz. Moet je nagaan: die mensen hebben heel hun leven hard gewerkt, komen vaak op hogere leeftijd alleen te staan en moeten dan naar een zorginstelling en worden bijna als kinderen behandeld.
De ‘Ja!’-cultuur Wat we zagen, is dat mensen vereenzaamden en echt ongelukkiger werden. Ze kwamen aandacht tekort en grepen hun kwalen aan als gesprekstof. De knie doet zo’n zeer. Eerst de verzorging erbij; 15 minuten gepraat. Het gaat maar niet over. Dan de verpleging erbij. Nog niet over. Vervolgens de arts, nog hogere kosten. Tja, toch maar naar de fysio voor een aantal behandelingen. En nog gingen de klachten niet weg. Als je dan ziet wat dat al kost. Het wordt erg duur en met name deprimerend.
Ik besloot de organisatie om te turnen van een ‘Nee’-cultuur naar een ‘Ja’-cultuur. Huisdier hebben? Het antwoord is ‘Ja!’ Dat gaf in het begin nog wel echt commotie. Ik moest het personeel bijna voorzeggen hoe ze het moesten aanpakken. Nu kwam er een mevrouw met twee katten. De verzorging liet de cliënten zelfs kiezen welke er afgemaakt moest worden. Dus echt twee katten? ‘Ja!’ Zul je net zien, kwam er iemand met vijf katten. Die hebben we kunnen verdelen over diverse mensen die helaas hun poes al verloren waren en was het antwoord dus echt ook weer ‘ja’. We zagen dat de cliënten zich veel gelukkiger gingen voelen. Ze hadden weer gesprekstof en kregen weer eigenwaarde. Ook de medewerkers waren gelukkiger, want in 2004 werden we de beste werkgever van het jaar.
Uitnodigen tot ontmoeten Gebouwen moeten uitnodigend zijn. Ik zorgde dat er in ieder nieuw gebouw – en ik heb er 20 mogen bouwen – veel prettigere appartementen kwamen en leefruimtes. Ook de bestaande gebouwen hebben we zo aangepast. Het moet niet als een ziekenhuis aanvoelen maar als een comfortabel hotel waar je graag wilt vertoeven. In ieder gebouw kwam een bar waar je de hele dag terecht kon. En ik gaf zelf het voorbeeld, door in de ochtend al aan bar te gaan zitten en aan de borrel te gaan. Signaal: als de grote baas het mag, dan mogen de bewoners dat ook. We zetten altijd een leuke barkeeper achter de bar waar de bewoners ook hun verhaal aan kwijt konden. Maar ook met familie naar de bar of het restaurant is veel fijner dan op de kamer zitten. Ook creëerden we op een groot deel van de plekken een restaurant voor de ontmoeting, waar ook mensen van buiten konden komen (en soms later zelf cliënt werden).
Bij de appartementen was ook een eigen keukentje waar de cliënten of hun familie zelf ook wat klaar konden maken. Het was een behoorlijke investering, maar het geeft een gevoel van eigenwaarde voor de cliënt en geluk voor de familie.
Voor Welzijn is in de AWBZ eigenlijk geen plaats Op een vergadering met de Raad van Commissarissen kwam de vraag: had ik wel gezien dat we verlies leden op de restaurants? Er werd alleen maar gekeken naar de financieel-economische kostenkant van de zaak. Wat brengt het op? Maar de kost gaat altijd voor de baat uit. Nu weten we de restaurantkosten, maar weten we ook wat de baten zijn? Dat is moeilijker in te schatten. De totale organisatiekosten zitten niet alleen in het pand en in het personeel. Nee, de belangrijkste kosten zitten in de zorgorganisatie; de verpleging, de artsen rondom de klachten waar cliënten mee komen. Cliënten gaan allemaal de dure medische route in, veelal zonder echte oplossingen. Maar oudere mensen hebben vaak nog zo weinig perspectief. Ook die laatste tijd moet wel goed zijn en gericht op geluk. We kunnen constateren dat er weinig aandacht is voor het feit dat we heel veel kosten hadden voorkomen omdat mensen gewoon simpelweg meer contact hadden met elkaar. Gezien werden en over iets leuks te praten hadden. En het is herkenbaar: voor welzijn is in de AWBZ eigenlijk geen plaats. Er wordt niet nagedacht over het preventieve karakter van de factor geluk en dat geluk en welzijn eigenlijk vreselijk goedkoop zijn.
Conversation pieces, verhalenstof We wilden graag zorgen dat mensen iets hadden om over te praten. De dagen zijn voor de cliënten echt enorm lang en lijken allemaal op elkaar. Dus moet de organisatie belevingen bieden. Samen zingen met Joke Bruis en Lee Towers, herinneringsmusea, restaurants, bars. We brachten dieren binnen, onder andere door met een olifant door één van de huizen te gaan lopen. Het is één van de verhalen die het meeste stof op heeft doen waaien. Nog lang daarna werd ik erop aangesproken. Als je het leuk maakt, dan wordt ook de kring van bezoekers steeds groter. Het doel van dit soort organisaties zou toch moeten zijn om de cliënten en hun families gelukkiger te maken?
Zo werd het bezoek aan oma weer leuk Wat je ziet bij ouderen die aan het dementeren zijn, is dat ze enorm veel troost halen uit de dingen die ze nog wél weten en nog wél kunnen. Daarom hebben we in een aantal gebouwen herinnerings-musea gebouwd met zaken die mensen nog van vroeger kenden. We haalden het overal vandaan en het kostte niks: oude bakelieten telefoons, wasrekken, lampetkannen, olielampen en oud keukengerei. Het mooie was, dat de ouderen dan aan hun kinderen en kleinkinderen al die zaken uit gingen leggen. ‘Ja, maar oma, hoe moest je dan bellen met die telefoon? Ik kan niet toetsen.’ ‘Nou, vroeger moest je aan die schijf draaien.’ En zo werd het verplichte bezoek aan oma – wat voorheen anderhalf uur pijnlijk was – ook weer leuk voor allemaal. Oma werd niet gecorrigeerd op wat ze niet wist, ze kon juist vertellen over wat ze nog wél wist. Oma had mooie verhalen. Dat is zo belangrijk voor iedereen.
Kunst op leeftijd Een product waar ik heel trots op ben, ligt vast in het boek “Kunst op Leeftijd”. Wat dit zo bijzonder maakt, is dat we dementerende mensen de kans gaven om dingen te creëren, onder andere tekenen en schilderen. Mensen van 90 lieten heel trots zien wat ze gemaakt hadden, iets wat ze soms nog nooit gedaan hadden. We hadden ook een beeldhouwster, die in Rotterdam prachtige bronzen werken had mogen maken. Vanwege haar dementie kon je geen gesprek meer met haar hebben, maar haar handen maakten nog steeds de mooiste bronzen beeldjes. Ze wist nog feilloos hoe ze dat moest doen. Je zag haar ontspannen als ze aan het werk was. En een kunstschilder die in de laatste jaren van zijn leven iedere maand een zelfportret maakte vanuit de spiegel. Iedere keer was de stijl van het werk wat anders, maar echt herkenbaar. In dit tijdsbeeld zag je ook dat het functioneren wel echt achteruitging, maar het werd een unieke collectie. De maker voelde zich de laatste drie jaren van zijn leven erg gelukkig met echte eigenwaarde. En ook dit kostte de zorgorganisatie relatief gezien heel weinig.
Je moet wel durven doordouwen Ik heb heel mijn werkende leven tot en met nu toe geprobeerd anders naar woon- en zorgvraagstukken te kijken. Ik heb daarbij altijd de grenzen opgezocht.
Dat is belangrijk dat durven, doordouwen op z’n Rotterdams. Er gebeurt gewoon te weinig en iedereen wacht op iedereen. Zo begonnen we eens aan de bouw van een pand zonder nog de hele vergunning te hebben. Door al dat wachten, liepen de kosten voor mij te veel op. Ik nodigde Bram Peper, de burgemeester, uit om de eerste paal in de grond te slaan. Net voor het moment suprême, het klinken van de champagne, zei ik: “Bram, misschien goed om nog te vermelden, dat we nog niet de volledige vergunning hebben.” Zijn reactie: “Maak je niet druk, die toestemming komt wel.” En inderdaad, binnen twee weken hadden we de vergunning binnen. Een oude vriend van mij noemde dat: eerst doordouwen en dan excuses maken.
Use it or lose it Te veel zorg is eigenlijk nog erger dan te weinig. Naar mijn mening wordt de verpleging op dat punt niet goed opgeleid. De verpleging heeft geleerd: we moeten voor de mensen zorgen. Ze nemen de regie over van de cliënten. ‘Nee, mijnheer, wij maken de koffie.’ ‘Nee, mevrouw, u moet echt om 8 uur opstaan.’ Alles is geregeld. Dat kan in een ziekenhuis voor kortstondige zorg, maar niet voor de laatste jaren van een mensenleven. Als je mensen niet laat doen wat ze zelf nog kunnen, dan vlíegen ze achteruit. Dus use it or lose it, als je wat mensen nog kunnen niet gebruikt, verliezen ze het voor altijd. Laat cliënten vooral dat doen wat ze zelf nog kunnen, dat is enorm belangrijk voor hun eigenwaarde. Dat eitje bakken, koken, koffiezetten of de haren van de partner knippen. Ook als het fout gaat, is het toch beter je functies te blijven oefenen. Ook zijn de grote personeelstekorten er niet voor niks. Het is voor het personeel helemaal niet aantrekkelijk werken met alle regels, rapportages, checks en inspecties. Er is te weinig tijd voor echt praatcontact.
Extended family Uiteindelijk wilde ik de mensen allemaal verbinden tot een extended family, een uitgebreide familie. Het effect van de aandacht van andere mensen, die oprecht interesse hebben in elkaar. We maakten ook zo bont mogelijke mixen in culturele diversiteit. Het mooie was dat mensen met dezelfde religie elkaar vonden en een aantal rituelen uitvoerden met wierook. En iedere keer ging het brandalarm weer af en kwam de brandweer uitgerukt. Toen hebben we de rookmelders tijdens de séances maar even afgeplakt, om toch ‘ja’ te kunnen zeggen. Door mensen op een andere manier aan elkaar te verbinden, ontstaat er daadwerkelijk een extended family. Van de 3600 man personeel, die ook een onderdeel vormde van de extended family, was ruim een derde van buitenlandse komaf. Omdat we in onze zorgfilosofie oog voor elkaar hadden, vormde dat geen enkel probleem. Ook de 200 mensen die via de Melkert-banen kwamen, hoorden naadloos bij de extended family en konden zich goed ontplooien.
Door het vergroten van het geluksgevoel – het algehele welzijn – kunnen veel zorgvragen en dus kosten voorkomen worden. Maar dan moeten we er wel zo naar wíllen kijken en naar handelen.”
Multigeneraal welzijn Interview met ir. Aart Cooiman MRICS Sectorspecialist Bouw & (zorg)Vastgoed & Woningcorporaties & Wooncollectievenbij Rabobank Real Estate Finance
“Als we het hebben over welzijn, wonen en zorg dan is het belangrijk dat we goed kijken naar de overlappingen hiertussen. Welzijn is heel nauw verbonden met de plek waar mensen kunnen wonen en leven. Qua zorg zie je dat we sterk inzetten op het curatieve stuk. Er gaat best veel goed, wij zijn een fatsoenlijk land. Als je in Nederland echt zorgbehoevend wordt, is er vaak wel een plek voor je te vinden. Er gaat helaas ook veel niet goed, de wijze waarop zorg en wonen worden aangeboden, is sterk geïnstitutionaliseerd. Overal is een protocol en een label voor, maar als je kijkt naar de onderlinge verschillen in aanbod, dan is dat uitermate schrijnend. De grootte van de kamers of woningen, het niveau van onderhoud en schoonmaak en de mate van verzorging lopen sterk uiteen, maar zolang het management de vinkjes kan zetten voor het certificaat, is dat goed genoeg. Daar houden we aan vast en er is echt te weinig aandacht voor de mens.
Nieuwe samenwerking nodig Het alternatief om van die institutionalisering af te komen, is dat je het in een ecosysteem gaat organiseren, in nieuwe vormen van coöperatieve samenwerking. Daar geloof ik heilig in. Terug naar de lokale context, weg van de centralisering. Als Rabobank hebben we daarin een rol op ons te nemen. We hebben bijna onuitputtelijke kennis, we hebben een netwerk en we hebben geld om te financieren. Dit willen we graag op een coöperatieve wijze inzetten op maatschappelijke vraagstukken. Maar voor het creëren van nieuwe vormen moet je wel van de gebaande paden af durven te wijken. Hiervoor is moed, incasserings- en doorzettingsvermogen nodig. Iemand moet het initiatief nemen en voorop gaan lopen.
Zorgwinkels De overheid geeft steeds meer signalen af dat mensen die ouder worden meer voor zichzelf moeten gaan organiseren rondom zorg. Terwijl de generatie van mensen rond hun 65-70plus verwacht dat de overheid het voor hen op zal lossen. De zorgvraag is inmiddels zo enorm groot dat we tegen allerlei problemen aanlopen. Het is niet meer reëel om te denken dat Vadertje Staat het wel voor ons zal regelen. Velen van ons hebben een goed pensioen opgebouwd en waarde in stenen, huizen. Dat kunnen we inzetten voor de inkoop van zorg.
Natuurlijk moeten we wel een vangnet hebben, voor hen die het niet zelf kunnen regelen. Waarom creëren we voor de zorg niet eenzelfde principe als de rechtswinkels, waar mensen geholpen kunnen worden met juridische vraagstukken: een zorgwinkel? Ik heb de indruk dat dit momenteel nog over heel veel schijven loopt. Hopelijk zijn burgers zo mondig, dat ze hier ook om gaan vragen, of liever nog: eisen.
Collectieve woonvormen In Nederland hebben we gemiddeld 55 m2 woonruimte. Dat is veel meer dan in de omringende landen om ons. Dat komt onder andere doordat we geen goed aanbod hebben voor oudere mensen. Zij blijven in hun gezinswoning bij gebrek aan een passende oplossing. Ze krijgen soms zelfs verwijten dat ze aan hun woning vasthouden. Het samenleven met meerdere generaties in een gebouw of een wijk zou hierop een antwoord kunnen zijn. Oudere mensen willen graag in hun eigen leefomgeving blijven. Ze wonen vaak in gebouwen van 3 of 4 lagen, zonder lift. Dan krijg je dus de beelden zoals in Amsterdam dat de rollator in het plantsoentje moet blijven staan. Dat is echt tragisch, onmenselijk.
Het is eigenlijk zo makkelijk op te lossen. Kijk naar de herverdeling van ruimte. Wat nu als we het dak van die platte gebouwen zien als grondpositie en optoppen met een paar extra etages? Dan bouw je kleinere wooneenheden op de bovenlagen, een eigen voordeur, slaapkamer en douche, maar vooral ook gezamenlijke ruimtes, zoals een keuken. En natuurlijk een lift erin. De bovenlagen kunnen uit houtbouw prefab gemaakt worden en het hele gebouw wordt verduurzaamd. De oudere generaties kunnen doorstromen naar boven en er ontstaat plek voor gezinnen op de bestaande lagen. Het gevoel van welzijn groeit als er meerdere generaties samen komen. Zo’n coöperatieve woonvorm gaat verder dan wonen, dat gaat over léven. We zijn allemaal toch een beetje kuddedieren en zoeken elkaar op. Ieder heeft z’n eigen talent en kennis. Als je elkaar binnen het gebouw leert kennen, weet je ook wie wat bij kan dragen. Met elkaar los je problemen op en ook een stuk van de mantelzorgvragen en vereenzaming.
Uitgelezen kans voor woningcorporaties De dakpositie van een gebouw behoort toe aan de Vereniging van Eigenaren. Het heeft veel voeten in de aarde om hier te komen tot overeenstemming van optoppen. Voor woningcorporaties is dit makkelijker omdat zij eigenaar zijn van het gehele gebouw. Zij kunnen de waarde van de wooneenheden die worden toegevoegd, gebruiken om de bestaande lagen te verduurzamen.
Als je dan in je concept meeneemt, dat het energie- en warmtevraagstuk ook opgelost moet worden op gebouwniveau, dan heb je echt een wenkend perspectief. De problemen rondom netcongestie zijn inmiddels niet meer te overzien. Als je lagen toevoegt aan een gebouw, zorg dan ook voor lokale opwek en opslag van energie. Dan is de belasting op het centrale net een stuk minder groot.
Woningcorporaties hebben veelal met dezelfde problemen en opgaven te maken. Mijn oproep is: doe dit samen. Zie elkaar niet als concurrent, maar als collega. En zet in op het welzijn van de bewoners.”
Een ander geluid: het spoor terug naar argumenten in plaats van sentimenten Interview met Prof. dr. Nico van Meeteren Algemeen directeur en secretaris-generaal, Topsector Life Sciences & Health (Health~Holland); Hoogleraar Perioperatieve Gezondheid, Erasmus MC
“Als we stilstaan bij de wijze waarop gezondheid- en zorguitdagingen voorheen en nu ontstaan, dan kijk ik in eerste instantie even terug in de tijd. In een periode van 150 jaar is onze collectieve welvaart, gezondheid en levensverwachting immers enorm toegenomen. Als ieder succes brengt ook dit succes weer nieuwe uitdagingen met zich mee. Het is dus goed om genuanceerd terug in de tijd te kijken. Enerzijds om van die geschiedenis te leren: zowel van de successen als van het falen. Anderzijds ook om onszelf en de samenleving het vertrouwen te geven dat die nieuwe uitdagingen net als de oude goed te handelen zijn. Helaas wordt er in de discussie over gezondheid en zorg vooral gefocust op de huidige complexiteit, obstakels en tekorten als zijnde dé argumenten voor transformatie. Deze negatieve aspecten worden breed uitgemeten, van politiek tot professionals, van bestuurders tot beleidsmakers, van burgers tot financiers. Zo praten wij onszelf gezamenlijk de put in. En dat ook nog eens frequent op basis van irreële gronden, waarbij sentimenten vaak als argumenten worden gepresenteerd, in plaats van op feiten gebaseerde redeneringen. Ik ben echter van mening dat successen uit het verleden een sterke basis vormen voor de toekomst en een leidraad kunnen zijn bij het streven naar het continueren en zelfs nog weer versterken van dit succes in de nabije toekomst.
De uitdagingen waar we nu voor staan, zullen we de komende jaren naar mijn stellige overtuiging goed kunnen aanpakken. Daarbij moeten we als systeemwereldactoren wel erkennen dat we relatief laat op gang zijn gekomen met de transformatie. Bovendien moeten we constateren dat vooral de kwetsbare groepen hier de hoogste prijs voor betalen. Helaas, ook gezien de geschiedenis, niets nieuws. Helaas hebben we wat dit betreft onvoldoende tijdig geleerd en bijtijds actie ondernomen.
De leefwereld, de samenleving, ondervindt die uitdagingen al enige tijd en heeft wél al actie ondernomen, al langere tijd, en is – vaak impliciet en onbewust – al lang in transformatie. Transformatie in gezinnen, wijken en buurten op basis van de daar aanwezige talenten, individueel of collectief, uit noodzaak en/of solidariteit en wederzijdse compassie. Verschillende elementen van hun cultuur spelen hierbij een rol: “niet lullen maar poetsen”, “zuinig op elkaar” en “handen uit de mouwen”. Daar hoort echter ook klagen bij, en dat is jammer genoeg terecht: want zij kregen tot nog toe (te) weinig support vanuit de systeemwereld. Dit komt doordat we als systeemactoren een ander ingrediënt verwaarloosd hebben: het verbindende “polderen”. Niet zozeer in de leefwereld zelf, maar vooral in en vanuit de systeemwereld, waar polarisatie en historisch gevestigde belangen de overhand hebben en ons bezig hielden en houden. Zó bezig dat we daardoor te weinig connectie zochten ín en mét de leefwereld.
Lerend van de geschiedenis moeten we de dialoog tussen systeem- en leefwereld versterken door samen te polderen én actie te ondernamen, wetend dat moderne de technologie de transformatie verder kan bespoedigen en helpen tot succes te brengen. Zonder overigens de rol van technologie te overschatten. Echt, we kunnen terugkijkend in de geschiedenis vertrouwen hebben, vooral ook als we dit vertrouwen uitstralen en inzetten mét en vóór degenen die we in de samenleving op achterstand hebben zien komen, mede door ons onderlinge getouwtrek als systeemactoren.
Verantwoordelijkheid Die achterstand is minstens óók onze verantwoordelijkheid. We hebben als hoogopgeleide mensen veel zaken nagelaten, waardoor grote groepen in de bevolking achtergelaten zijn. Financieel, cultureel, intellectueel en moreel. Je leefomgeving – in feite je postcode – bepaalt daardoor al sinds jaar en dag je talenten, je kansen en risico’s, je sociaaleconomische positie, welvaart, geluk en levensverwachting. Grofmazig maakt het nogal uit of je in een elite- of probleemwijk geboren en getogen bent. We zien de afstand tussen die twee uiterste opties terug in ons huidige politieke klimaat en dat is daarmee ook begrijpelijk, helaas. En ook daar zijn wíj hoogopgeleiden bij uitstek mede verantwoordelijk voor. Zoals we dus nu vooral dan ook verantwoordelijkheid moeten nemen voor het bijdragen aan de nodige oplossingen. Niet leidend, maar dienstbaar en volgend op hetgeen er in vele gezinnen, wijken en buurten al aan goeds gebeurt. En echt: dat is veel!
Rollen Bij het nemen van verantwoordelijkheid moeten we ons onder meer verdiepen in de verschillende rollen in verschillende levensfasen en verschillende omgevingen die mensen vrijwillig of gedwongen aannemen. Rollen als kind of partner thuis, leerling op school, werknemer en/of werkgever in de arbeidscontext, bewoner in de wijk of buurt, vriend in de kring van naasten, enzovoorts. Het succes in die uiteenlopende rollen wordt goeddeels bepaald door talenten, support en de omgeving. Dat geldt ook voor de rol van patiënt, in de zorgomgeving. Veelal lijkt de vraag of behoefte naar gezondheid en zorg dáár te ontstaan, omdat deze dáár gearticuleerd wordt. Terwijl de vraag of behoefte toch doorgaans echt in de eigen leefomgeving ontstaat. Kennis van en inzicht in die leefomgeving blijkt meer en meer essentieel voor het beantwoorden van de gezondheid- en zorgvraag of behoefte. Vooral bij mensen in omgevingen met beperkte talenten, support, bestaanszekerheid en financiën. Wanneer we ons dáár in hun verdiepen, in hun omgeving van hun gezin, wijk en buurt, dan zien we wat mensen echt zorgen baart en welke talenten en support hen omringt. Dan snappen we ook beter waar en waarom een probleem zich voordoet. We moedigen daarom steeds vaker gezondheid-en zorgprofessionals, met name ook hooggespecialiseerde artsen, aan om naar de leefomgeving van mensen te gaan. Dáár ervaren zij dat hun handelingen die zij in de zorgcontext verrichten slechts een beperkt deel van de oplossing bieden.
Toekomstbehendig We weten uit de geschiedenis dat als systeemactoren van de overheid en de markt samenwerken aan transformatie dat het gedoemd is te mislukken om duurzame impact te genereren. In de huidige energietransitie zien we juist dat als de markt en de overheid zich gezamenlijk dienstbaar opstellen naar de leefwereldactoren dat de maatschappelijke transformaties veel succesvoller verlopen. “Energie samen” is zo’n voorbeeld daarvan. Naast de energietransitie zijn er al mooie instructieve vergelijkbare voorbeelden in de gezondheid- en zorgtransformatie. Bijvoorbeeld, Nederland Zorgt voor Elkaar die zich sinds jaren presenteert. Helaas worden deze initiatieven in het begin nog vaak – deels onbedoeld en onbewust – door de systeemactoren tegengewerkt. Gelukkig leert de geschiedenis ook dat een ‘prettig gestoorde drammer’ een succesfactor is voor het slagen van deze bottum up initiatieven in de leefwereld. Zo worden ‘klimaatdrammers’ en, ‘gezondheid- en zorgdrammers’ dus geuzentitels die iedereen met trots mag dragen. En juist door dit drammen, worden bijvoorbeeld burgerinitiatieven in de energietransformatie al heel goed ondersteund en zien we vergelijkbaars nu schoorvoetend in de gezondheid-en zorgtransformatie. Van de energiesuccessen kunnen we als systeemactoren nog veel meer leren als we het geleerde contextualiseren naar de gezondheids- en de zorgtransformatie. Wél met in ons achterhoofd het besef dat burgers vooropgaan en meedoen aan alle transformaties van deze tijd en dat dat druk en gecompliceerd is. Ik ben dan ook blij met de titel van dit visieboek: Samenredzaamheid. Samenredzaamheid is bij de mensen in hun rol van ‘burger’ allang bekend, omdat burgers met zoveel vraagstukken tegelijkertijd te maken krijgen, of het nu landbouw, veiligheid, energie of gezondheid en zorg is. Feit is dat de omslag voorlopig nog wel tijd en energie vergt van ons allen, leefwereld en de systeemwereld en dat we bij het slagen van de transformaties zaken niet slechts moeten bestendigen, maar veel meer nog ‘behendigen’. Hoewel op schrift slechts een klein verschil van letters, in theorie en praktijk is dit een verschil enorm. Toekomstbestendig verschilt van toekomstbehendig in de visie, het denken en handelen en verft een collectieve structurele omslag van bestendigen naar behendigen in ons collectieve acteren. De dynamiek mag immers niet ophouden bij het eerste beste succes, in het besef dat verandering voorlopig de enige constante zal zijn.
Rotonde De grootste opgaven hierbij liggen bij de instituties, met hun de wetten en regels en hun toepassingen, meer en meer acteren als stoplichten. Stoplichten, waarbij je bij wijze van spreken midden in de nacht stilstaat op een totaal verlaten kruising. Instituties kunnen leren van de rotondemetafoor van Herman Wijffels. Creëer randvoorwaarden, rotondes, die het de burgers mogelijk maken om lokaal samen te beslissen. Op een rotonde immers overzien de gebruikers de situatie, wie er is en wat er gebeurt en kunnen elkaar in de ogen zien en met begrip van de situatie besluiten en acteren. Als overheid moet je dat onderling besluiten en acteren veel meer op lokaal niveau ondersteunen: voorzieningen treffen die burgers versterken in hun transformatierol en succes. Er zijn buurten en wijken waar men elkaar uit systeem- en leefwereld zonder problemen vindt, maar er zijn ook plekken waar dat veel minder of niét lukt. Daar moeten we ons gedrag snel op aanpassen: we moeten als systeemactoren niet slechts transformatie aan anderen ‘opleggen’, maar meer zelf hierin dienstbaar voorgaan en dat voornamelijk dus ook ‘in the box’: daar waar de uitdagingen zich voordoen. Applaus dus voor VWS en het rapport “Een ondernemend VWS” dat nu nog alleen de consequente naleving van de conclusies en aanbevelingen nodig heeft.
Versnippering Een ander element van de uitdagingen in gezondheid en zorg, is de specialisering en bijkomende versnippering. Voor ieder gezondheid en zorgprobleem hebben we nu een expert. Daarmee waren er anno 2016 al meer dan 2000 beroepen en ook opleidingen en dat aantal zal vast gegroeid zijn. Die zijn aanbodgestuurd en moeten allemaal bekostigd worden en hebben allemaal hun eigen organisatie, visie, taalspelen, belangenbehartiging, verantwoordingssystematieken en handelingspraktijken. Dat zie je terug in het gehele gezondheids- en zorgsysteem en dat dringt zich op aan de mensen in de gezinnen, wijken en buurten met hun eigen noodzakelijke initiateven ‘op weg naar beter’. Zo krijgt iedere zorgvraag vaak meteen meerdere zorgverleners die ieder een klein stukje van de vraag beantwoorden. De diëtist, de logopedist, de fysiotherapeut, ga zo maar door. En nu zijn we bezig om ‘case managers’ te organiseren, die alles voor al die professionals gaan regelen. Zo wordt de complexiteit er niet minder op, maar bouwen we systeem op in het systeem. Buurtzorg is een voorbeeld dat deze uitdaging al behoorlijk weet te smoren, veel meer vraag- en behoefte gestuurd, en gelukkig zijn de systeemactoren na lange tijd nu ook echt daarvan aan het leren en stapsgewijs support verlenen. Tegelijkertijd blijft ook Buurtzorg leren en transformeren; toekomstbehendig.
Niet alleen de zorg zelf is versnipperd, maar ook het onderzoek- en innovatie- en het hieraan gerelateerde subsidielandschap. We hebben gemeentelijke, provinciale en nationale programma’s. Hiervan is elk afzonderlijk opgezet, uitgevoerd en gecontroleerd door velen. Zo is er niemand die het nog overziet en laat staan van elkaar weet. Maar met opgeteld de vele miljarden die de afgelopen jaren in onze sector gestoken zijn, hebben we niet kunnen bewerkstelligen dat we, gegeven de eerder genoemde uitdagingen, tijdig de transformatie hebben ingezet en tot succes brachten. Dus hebben we nu de problemen die we ondanks de investeringen niet konden voorkomen. Dat zegt iets over onze visie, attitude, slagkracht en ons lerend vermogen van het verleden. Wat hebben we nu echt bereikt? Veel, ontegenzeggelijk, maar niet voldoende en afdoende. Toch nemen we de kritieken die daarbij horen maar heel moeizaam ter harte.
Blijven drammen Vanuit Health Holland hebben wij een aantal rollen: funding agency, het organiseren van de sector en het coördineren van de uitvoering van de Kennis- en Innovatieagenda Gezondheid & Zorg 2024-2027. Die eerste twee betekenen onder andere dat we bezig zijn met de technologische innovatie en van valorisatie van de technologie. Dat laatste betekent dat we met ruim 40 nationale koepelorganisatie uit zowel leef- als systeemwereld polderend meehelpen transformeren, samen met de stakeholders en partners van de VWS-akkoorden en programma’s. Inmiddels kunnen we de visievorming doorzetten en neemt iedereen initiatief en verantwoordelijkheid voor zijn of haar onderdeel van in de transformatie in het oog van het gezamenlijke succes verwoord in de maatschappelijke missies van VWS en de economische vereisten van EZ. We kunnen allemaal prachtige verhalen vertellen, maar daar hoort ook een stevige verantwoordelijkheid bij van het aanjagen en vooral op de respectvolle en prettige eigenwijze eigenschap ‘drammen’. Wat de eerste twee rollen van Health~Holland betreft, slagen we erin om stapsgewijs de technologie te ontwikkelen en valideren in de juiste context met de juiste mensen. Geen sinecure, zo is gebleken, ondanks een stevig rapport “Zonder context geen bewijs” van RVS gepubliceerd in 2017. Zo blijkt de ontwikkelde en gevalideerde technologie logischerwijs vele malen meer bruikbaar in de bedoelde alledaagse gebruikersomgeving. Technologie wordt niet meer vanuit de kennisinstellingen en bedrijven “over de schutting gegooid” naar mensen die het moeten gebruiken in hun eigen omgeving. Dus de leefwereld van de mensen zelf is de meest ecologisch valide experimenteer-, verkoop- én gebruiksomgeving. Uiteindelijk zou de ambitie dus moeten zijn om niet meer te bezigen dat een plus een drie is, maar een plus een plus een plus oneindig keer plus een juist één is en blijft. Één worden en blijven, dat leidt tot echte samenredzaamheid.
Preventie Nog een voorbeeld is preventie. Al decennia lang doen we veel meer aan preventie dan we denken. Meer nog dan in zorg, en terecht. Schoolvoorzieningen en drinkwatervoorzieningen hebben allemaal een preventieve werking. Ook ons autowegen-netwerk en technologie in de auto’s zelf hebben een preventieve werking. In de jaren ’60 hadden we zo’n 8000 tot 9000 verkeersslachtoffers per jaar, met een in vergelijking tot nu veel lagere verkeersdichtheid. Inmiddels zitten we op zo’n 700 slachtoffers per jaar terwijl de verkeersdichtheid enorm is toegenomen. Zo zijn preventieve technologie, wet- en regelgeving en innovatie eigenlijk naadloos en ongemerkt onze leefomgeving binnengekomen. Het waren geen add-ons en dat moeten het ook niet zijn, want die leggen mensen terzijde. Lichtperen die zonder dat we ons dat bewust zijn minder wattage gebruiken, geven geen andere beleving dan de traditionele peer. Zo draaien we die moderne lichtperen vrijwel zonder nadenken in onze lampen. En weinigen die protesteerden of klaagden over betutteling van overheid en markt. Zo behalen we onbewust bekwaam een enorme energiebesparing. Dat doen we onbewust bekwaam, en bepaald niét bewust bekwaam. Ik ben dan ook sceptisch over bewustwordingscampagnes. Elke roker is zich bewust dat ‘ie moet stoppen met roken. Sterker: dat doet ‘ie ook zo’n 25 keer per dag. Het probleem is: hij begint steeds weer, zeer onbewust bekwaam. Hoe kom je dan tot ander gedrag? Het werkt niet om mensen vanuit hun rol als roker of in een later stadium als patiënt te betrekken, ik draai het om. Wij moeten zelf de leefwereld van mensen binnenstappen om door hen betrokken te worden. Niets meer ‘out of the box’, we moeten juist die box ín. Zíj hoeven niet te leren, wij moeten zelf leren. Veel, snel en respectvol en misschien zelfs wel enigszins nederig gezien het lange nalaten van herkennen en inspelen op onze fouten als systeempartijen. Zo biedt praten over eenzaamheid of over een probleemwijk op het gemeentehuis in dergelijk kader in mijn ogen niet de genuanceerde wenselijke en noodzakelijke inzichten en oplossingen. Daar is een andere mindset en handelingspraktijk van ons voor nodig, die we net als onze eerdere mindset en handelingspraktijk snel eigen moeten maken en tot een gezamenlijk succes met en in de relevante uiteenlopende leefwerelden moeten brengen: onbewust bekwaam. Vooral in de leefwerelden die we met onze opvattingen en gedragingen op achterstand hebben gezet.”
Geïntegreerd samenleven Interview met dr. Jinling Li Partner FOUR-D & Antropoloog
Geïntegreerd Samenleven “We bouwen woningen en wijken voor gemeenschappen”. Als je dat als uitgangspunt neemt voor ontwikkeling van vastgoed, dan maak je andere keuzes die het geluk van de bewoners ten goede komt. Het uitgangspunt ‘geluk’ voor de bewoner is interessant; Na afronding van mijn promotie-onderzoek ben ik als antropoloog actief geworden in het vastgoed omdat ik ervan overtuigd ben dat wonen meer inhoudt dan alleen gebouwen. In een continue veranderende wereld blijft het in de kern gaan om mensen. Natuurlijk moeten we zorgen dat woningen technisch en kwalitatief goed gebouwd zijn en betaalbaar blijven. Maar het is ook belangrijk te blijven streven naar een inclusieve en duurzame samenleving. We hebben gemeenschappen hard nodig om al onze uitdagingen het hoofd te bieden.
Realiseren van een thuis Bij projectontwikkeling streven we ernaar een warm thuis en een sterke onderlinge verbinding te creëren voor alle bewoners. We bevorderen gemeenschapsgevoel en gezamenlijke herinneringen door interessante activiteiten en belevenissen aan te bieden, en verminderen zo de eenzaamheid die in het hedendaagse leven ontstaat. En dat allemaal in balans tussen wonen, werken en ontspanning. Bij de projecten waar ik actief bij betrokken ben, begint het met de gesprekken in de wijk en directe betrokkenheid van huidige en mogelijk toekomstige bewoners. In de vertaling naar de gebiedsvisie horen ook keuzes in diversiteit van de toekomstige bewoners. Diversiteit van bewoners kan zitten in leeftijd, sociale klasse, etniciteit, levensfase etc. Het zorgt voor een hoger zorgvermogen in de buurt.
Samengaan van culturen: Meedoen is uitdagend Hoewel cultuur geen statisch gegeven is, voor mensen die uit een andere cultuur komen zijn er vier modellen geweest voor deelname aan de dominante cultuur in hun gastland van het acculturatieproces: Assimilatie en segregatie waren de twee meest voorkomende manieren waarop veel van de migranten die in de jaren ’70 naar Nederland kwamen onderdeel werden van de Nederlandse samenleving. Bij assimilatie geef je als nieuwkomer je culturele achtergrond helemaal op en integreer je volledig in de cultuur van je gastland. Het probleem met het assimilatiemodel is – naast verlies van culturele identiteit – dat zich een gevoel van ongelijkheid ontwikkelt vanuit de beleving dat de dominante cultuur in het gastland superieur zou zijn. Juist de kinderen van die migranten worstelen heel sterk met het verlies van identiteit en gevoel nergens echt bij te horen. Een ander model is het segregratie model,. Dit model geeft de grootste maatschappelijke uitdagingen, diepgaande en wijdverspreide gevolgen die alle aspecten van het leven van individuen en gemeenschappen beïnvloeden. Het belemmert sociale cohesie, economische kansen, onderwijsresultaten, gezondheid, culturele dynamiek, burgerparticipatie, veiligheid en de algehele gelijkheid binnen een samenleving. Het aanpakken van segregatie vereist integrale en holistische beleidsmaatregelen gericht op het bevorderen van inclusie, gelijkheid en sociale rechtvaardigheid. Wat overblijft zijn integratie en marginalisatie. Integratie houdt in dat migranten zowel hun oorspronkelijke cultuur behouden als elementen van de nieuwe cultuur overnemen. Dit resulteert in een harmonieuze mix van beide culturen. Marginalisatie beschrijft een situatie waarin individuen geen sterke band hebben met hun oorspronkelijke cultuur noch met de nieuwe cultuur. Dit kan resulteren in gevoelens van vervreemding en verlies van culturele identiteit.
Gemeenschappen vragen om begrip Met de uitdagingen in welzijn, wonen en zorg zijn gemeenschappen essentieel. Menselijk geluk heeft twee kanten, een individuele kant, de mens wil de eigen regie hebben over zijn of haar eigen leven, en een gemeenschapskant, de mens wil ergens bij horen, de mens is in wezen een kuddedier. In die gemeenschappen is wederkerigheid heel belangrijk. Dat ontstaat in mijn beleving pas als mensen in contact staan en begrip hebben voor elkaar en voor de diversiteit in cultuur en gebruiken.
En dat is een enorme uitdaging mede doordat we hele dominante verdienmodellen hebben zoals bijvoorbeeld zichtbaar in de mediabedrijven. Die bedrijven werken sterk polariserend door de keuzes van onderwerpen, de stereotypering en kunnen leiden tot negatieve framing. Dat is heel confronterend en veroorzaakt een intollerantie en onbegrip voor alles dat anders is. Gemeenschappen beginnen juist met begrip en acceptatie voor en van elkaar. Een mooi begin zou meer diversiteit in de media kunnen zijn gezien de impact die dit heeft op de gehele samenleving.
Synergie en Holistische benadering Integratie betekende voor mij dat mensen meedraaien in de samenleving. Ik woon ruim twintig jaar in Eindhoven, en ik heb mijn studie interculturele communicatie in Tilburg gedaan, gevolgd door een promotieonderzoek in Antropologie. Tegelijkertijd heb ik mijn culturele erfenis opnieuw leren kennen, bijvoorbeeld door mij te richten op de cultuur rond TCM gezondheidszorg.. De integratie van westerse geneeskunde en TCM kan leiden tot een meer omvattende benadering van gezondheidszorg. De westerse geneeskunde is reductionistisch, sterk gericht op biomedische wetenschappen, objectieve metingen en technologische interventies om ziekten te diagnosticeren en te behandelen. De focus ligt op reductie tot een individue, terugbrengen van een complexe aandoening tot eenvoudige onderdelen en symptoombestrijding met herstel van biologische functies. De Traditionele Chinese Geneeskunde (TCM) is gebaseerd op een holistische visie waarbij gezondheid wordt gezien als een balans tussen lichaam, geest en omgeving. Diagnose en behandeling zijn gericht op het herstellen van deze balans door middel van natuurlijke methoden en het stimuleren van het zelfhelend vermogen van het lichaam. Bijvoorbeeld, een patiënt die herstelt van een operatie kan baat hebben bij pijnbestrijding en antibiotica, terwijl acupunctuur en kruidenpreparaten kunnen helpen bij het versnellen van het herstel en het verminderen van bijwerkingen.
In een tijd waarin de gezondheidszorg voortdurend evolueert, is het essentieel om open te staan voor diverse benaderingen en het potentieel te erkennen van een geïntegreerd systeem. Door westerse geneeskunde en traditionele Chinese geneeskunde samen te brengen, kunnen we een meer volledige en effectieve gezondheidszorg bieden die een grote bijdrage kan levern aan welzijn, wonen en zorgpreventie. Mijn studie naar de TCM heeft mijzelf veel inzicht gegeven en is voor mij persoonlijk en is hopelijk voor anderen heel waardevol. Ik denk dat gebruik van meer oude wijsheid uit de TSM een grote bijdrage kan leveren aan welzijn, wonen en zorgpreventie. Hoe krijgen we balans in de gemeenschap en creëren we zelfhelend vermogen? Het is misschien wel het beste voorbeeld van de welzijnswaarde die het omarmen van diversiteit in de cultuur kan brengen.
Traditie in de toekomst Interview met Dick Mol Bestuurder Stichting Ouderen Huisvesting Rotterdam Dick Mol is opgegroeid in het Gooi en heeft een financiële achtergrond. Hij is inmiddels zo’n 30 jaar actief in de volkshuisvesting. Gedurende zijn carrière heeft hij veel diverse regio’s gezien: van Drenthe tot Twente, Limburg tot Gouda en nu in als bestuurder van Stichting Ouderen Huisvesting in Rotterdam aan de slag.
Traditie in de Toekomst “Bij SOR, een woningcorporatie met 50 complexen uitsluitend voor ouderen, richt ik me voornamelijk op de regio Rijnmond, alles in en rondom Rotterdam. Onze organisatie bezit 5500 woningen en 2000 verpleegplekken met een focus op thuis- en verpleegzorg in onze gebouwen. We werken samen met een 15-tal zorgpartijen en creëren zo een soort hub-functie voor de buurt. De Thuis Plus-flats in Rotterdam is een mooi en inspirerend voorbeeld, waar wonen, zorg en welzijn sámen met zorgpartijen worden georganiseerd. Maar onze complexen flats bevatten al welzijnsvoorzieningen, zorgvoorzieningen en vooral veel sociale activiteiten, waardoor sterke gemeenschappen ontstaan zijn. Ontmoeten is goed georganiseerd. Eigenlijk lopen wij voor op de Thuis Plus-flats.
Nood breekt wet De afgelopen jaren heb ik ook veel met organisaties in de rand van Nederland gewerkt. Die lopen interessant genoeg een stuk vóór op de ontwikkelingen hier in Rotterdam. In regio’s als Twente, Drenthe en Limburg is al veel eerder de noodzaak ontstaan voor het opzetten van gemeenschappen zoals die in de Thuis Plus-flats. Deze regio’s moesten heel creatief omgaan met de beschikbaarheid van mensen en middelen door bevolkings- en economische krimp. Zo zie je maar: Nood breekt wet. Ze hebben geleerd samenredzaamheid te bevorderen, zoals buren die elkaar helpen met dagelijkse taken zoals boodschappen doen, tuinieren en koken.
Welzijn 3.0 Een deel van de huidige politieke roep om weer bejaardenhuizen te creëren, negeert volledig de realiteit van het tekort aan zorgpersoneel. Waar moeten de medewerkers voor die bejaardenhuizen vandaan komen? Mensen langer zelfstandig laten wonen kan niet in een zelfredzaamheidsmodel, of Welzijn 2.0 model. In plaats daarvan moeten we focussen op samenredzaamheid, een Welzijn 3.0 model, waarbij de kracht ligt in wederzijdse hulp en gemeenschappen. Dit wordt steeds belangrijker, zeker ook in Rotterdam, waar het aantal 65-plussers rond 2035 verdubbeld zal zijn. Enorme aantallen senioren dus. De traditionele woningcorporaties richten zich maar beperkt op deze groep, dus wij moeten onze rol als specialist in ouderenzorg en wonen oppakken. We hebben de ambitie om 2000 nieuwe woningen toe te voegen, onder andere door optopprojecten.
Een andere manier om meer ruimte te creëren is het delen van woningen. Uit ons onderzoek blijkt dat 20% van onze huurders hier best voor openstaat. Echter, dit vereist flexibiliteit van de overheid, aangezien de huidige regels het delen van woningen bemoeilijken. We maken met de Gemeente Rotterdam afspraken om dit specifiek voor de groep 65-plussers mogelijk te maken.
SOR heeft een ‘Big 5’ van oplossingsrichtingen ontwikkeld om versneld woningen toe te voegen: optoppen, ondertoppen, grote woningen splitsen, woningen delen en nieuwbouw. Vaak kunnen meerdere oplossingen in één complex worden toegepast. Door bedrijfsruimten te transformeren tot woningen en grote woningen te splitsen, voegen we niet alleen woningen toe, maar bieden we bewoners ook de mogelijkheid om binnen het complex door te verhuizen naar een beter passende woning.
Systeemwereld versus leefwereld Er zit een groot spanningsveld tussen de systeemwereld van wetten en procedures en de leefwereld van mensen. In de leefwereld hebben we een wooncrisis die enorme impact heeft op levens van jongeren en ouderen. We moeten praktisch omgaan met de genoemde ‘Big 5’ oplossingen om deze crisis aan te pakken. Dat zou zoveel prioriteit moeten hebben dat het regelluwe ruimte oplevert die zo broodnodig is in wetten, procedures en regels.
Wonen, zorg en welzijn komen in elk complex van SOR samen. Door met onze ‘Big 5’ maatregelen extra woningen toe te voegen aan bestaande complexen, behalen we efficiëntie met gemeenschappelijke voorzieningen en zorglevering. Zorgpartijen zijn vanaf de start betrokken bij onze projecten. Tegelijkertijd hebben we de gemeente nodig om de systeemwereld mee te laten bewegen in hele praktische zaken. Dit kan variëren van het aanpassen van bestemmingsplannen om te kunnen optoppen tot het verlenen van vergunning voor kleine afwijkingen; bijvoorbeeld de minimale oppervlakte normen bij splitsen.
Onhoudbaar In de toekomst zullen we meer gemeenschappen en minder eenzijdige complexen zien. Zorgorganisaties zullen zich meer richten op hun kerntaken en andere keuzes maken, hopelijk geholpen door politieke keuzes die de marktwerking minder dominant maakt. Het model van wijkverpleegkundigen die meer tijd in auto’s en op scooters doorbrengen op weg van de ene naar de andere kant van de stad is niet houdbaar gezien de tekorten. Ze hebben daardoor veel te weinig tijd bij en met de patiënten. Daarnaast is sociale innovatie in het activeren van gemeenschappen een deel van de mogelijke oplossing. Dat hoort ook bij Welzijn 3.0; het organiseren van bijvoorbeeld ruilhandel binnen de gemeenschap, waardoor vraag en aanbod worden gekoppeld.
De grote uitdaging is het creëren van een “ja, mits” cultuur in plaats van de huidige “nee, omdat” cultuur. Zo kunnen we sneller en beter inspelen op de behoeften van onze groeiende ouderenpopulatie en bijdragen aan een duurzame en inclusieve samenleving.”
Grensontkennend samenwerken Interview met Harrie Windmüller Bestuurder BrabantWonen
“Als je verantwoordelijk bent voor een woningbouwcorporatie, dan denken mensen dat het alleen over woonruimte bieden gaat. Gelukkig gaat het over zoveel meer dan over woningen. Alle vraagstukken komen voorbij: veiligheid, duurzaamheid, zorg, welzijn, energietransitie, sociale innovatie. Want als ik aan mensen vraag: woon je fijn? Dan antwoorden ze niet met ja, omdat de voeg zo mooi tussen de stenen zit. Dat zit in de bouwklus. Fijn wonen behelst veel meer. En omdat wonen, welzijn en zorg(preventie) onlosmakelijk van elkaar zijn, hebben wij, in samenwerking met destijds Zorg voor Ouderen Maasland een visie en het concept van BrabantLeven ontwikkeld. BrabantLeven zou uit 3 peilers bestaan; BrabantWonen (wij bestonden al), BrabantZorg (Zorg voor ouderen Maasland heeft later haar naam gewijzigd in het huidige BrabantZorg) en BrabantWelzijn We zijn ook met een aantal partners onderweg gegaan voor de derde pijler ‘welzijn’. Er zijn meerdere fusies gerealoiseerd, het heeft echter niet geleid tot één BrabantWelzijn. De samenwerking met welzijn staat echter als een hus.In den Bosch hebben we ook fysiek een BrabantLeven huis gehad in de Kruiskamp. De isnteek was en is grensontkennend samenwerken aan een integrale gebiedsgerichte aanpak. Hierbij is het aansluiten van andere zorg-, welzijn partijen en andere woningbouwcorporaties van essentieel belang.
Een T-Huiz We hebben ook gedacht aan de technologiecomponent. We hebben in Oss zowel als in den Bosch een tweetal T-huizen volgestopt met alle technologie die we kunnen vinden die het zelfstandig thuis wonen van kwetsbare mensen ondersteunt. Het is een huis met ‘T’ van technologie en de ‘z’ van zorg. We zijn er nu een aantal jaren mee aan de slag. Het is mooi te zien dat we veel bezoekers krijgen, zoals alle WMO-consulenten van Brabant en het Koning Willem 1 College gebruikt het voor opleiding. Ook komen heel veel corporaties en zorginstellingen kennis en inspiratie opdoen. De gedachte is het zo laagdrempelig mogelijk te maken en technologie in te zetten rondom de zorg, zodat mensen langer thuis kunnen blijven wonen.
We gaan nu een stap verder. Samen met BrabantZorg, de gemeente Den Bosch, het Koning Willem 1 college en Avans Hogeschool willen we toewerken naar een proof of concept. We willen in overleg met kwetsbare, thuiswonende mensen en hun mantelzorgers technologie aanbrengen in hun woningen. De insteek is tweeleding. Aan de ene kant kijken welke technologie het beste de bewoners en hun mantelzorgers ondersteunt en hoe dit aansluit aan de primaire processen in de zorg en anderzijds onderzoeken welke data we kunnen genereren die relevant zijn voor het ontwikkelen van voorspellende zorg.
Het bijzondere hierbij is, geld is niet meer het grootste probleem, de technologie ook niet. Het gaat met name om de sociale innovatie. Het grensontkennend samenwerken vanuit het belang van de gezamenlijke klant. Nieuwe arrangementen die moeten landen in nieuwe financieringsvormen.
Nieuwe woonconcepten Samen met BrabantZorg en anderen worden nieuwe concepten ontwikkeld, waarbij we vanuit het bouwen van een community de verantwoordelijkheden verdelen en het samen inrichten met ouderen en welzijnspartijen. We zijn daar nu al ruim 20 jaar heel structureel mee bezig en het is een gewaardeerde manier van werken geworden voor alle betrokkenen. We hebben elkaars taal leren spreken en snappen elkaars kansen en risico’s. Zo kunnen we een optimum creëren binnen een gebouw. De financiële modellen verschillen helaas erg van elkaar; wij werken met woningen, dat zijn trage voorraadproducten. De zorg is juist erg volatiel, dus is het belangrijk om zoveel mogelijk flexibiliteit in gebouwen voor te bereiden. Dan kunnen ze zowel extramuraal als intramuraal verhuurd worden. Samen met BrabantZorg hebben we een traditie opgebouwd om steeds beter elkaars verantwoordelijkheden en risico’s op te vangen.
Koninklijke bescherming Samen met BrabantZorg, Ons Welzijn, de GGZ-Oost Brabant en de gemeente Oss hebben we het initiatief genomen voor wat nu de Proeftuin Ruwaard en de samenwerkwijze Oss heet. De insteek was ontschotten, grensontkennend samenwerken vanuit het perspectief van burgers.Aanvankelijk hebben we geprobeerd een officiële status te verkrijgen als proeftuin om geen last te hebben van een aantal schotten in de financiering. Dat is helaas niet gelukt, maar we waren al een hele periode bezig samen met zorg, wonen, welzijn, gemeente en GGZ. Dus hebben we besloten het zélf te gaan doen. Om gewoon te beginnen. De kern was al bij elkaar en we hebben onszelf uitgeroepen tot steungroep – bewust geen stuurgroep – voor professionals met lef. We hebben besloten hiervoor onze medewerkers wat wij noemen ‘koninklijke bescherming’ te bieden. We hebben onze teams gevraagd om multidisciplinair, gezamenlijk, de gezinnen te gaan bezoeken en in gesprek te gaan. En dus niet achter elkaar aan. In sommige gevallen kwamen er zelfs 12 verschillende partijen achter de voordeur. Dat geeft onrust en met name ook onduidelijkheid. Ze wisten van elkaar bijvoorbeeld niet wie de budgethouder was. Met een multidisciplinair team zie je met z’n allen niet alleen een déél van de problematiek, maar juist het geheel; armoede, verslaving, schulden of problemen met de kinderen. De mens is heel en is niet deelbaar. Dat dwingt de noodzakelijke samenwerking af. Met het hele team kun je de bewoners en elkaar in de ogen kijken en samen tot acties komen. Door het bespreken van een paar simpele vragen met de bewoners: wat wil je met je leven, wat kun je je zelf en wat heb je dan nodig van anderen? Konden we tot hele andere oplossingen komen. We kwamen bij gezinnen die ruim 80.000 euro verbruikten uit zorg- en welzijnsbudgetten. Met de WMO werd namelijk integraal zichtbaar wat er werd ingezet. In Oss alleen al hadden we 125 gezinnen die meer dan die 80.000 euro consumeerden aan ondersteuning. We zijn gestart met N=1 (1 huisadres) en hebben ook geleerd vanaf N=1. Je laat als bestuurders en management los, dat is eng. Vandaar dat we dicht op het proces het leren vanaf het begin hebben georganiseerd.
Door indringend die vragen te stellen en door te durven vragen, komen er andere oplossingen naar boven, dan alleen die op het formulier staan. We spraken ook af, dat het plan van aanpak binnen 6 weken opgestart zou worden. Het werd aanmerkelijk goedkoper en we konden meer doen met het beschikbare budget. Vóór de inzet van het actieplan gaven mensen hun leven een cijfer 3,5, na de gezamenlijke ingreep een 8,2 en een jaar later gaven ze het een 8,5. Mensen werden onderdeel van hun eigen oplossing. Zelfregie is duurzaam en zo ontzettend krachtig.
Mindsets Wij hebben allemaal onze meest geschikte mensen aan De Ruwaard gekoppeld, die de mindsets hebben voor samenwerking. Met de juiste empathie. Niet meteen de hakken in het zand, maar elkaar echt willen begrijpen. Die koninklijke bescherming betekende dat mensen zelf ook beslissingen moesten gaan nemen. En als ze vastliepen, mochten ze zich melden. Ze kwamen al heel snel vragen om zelf ook woningen toe te kunnen wijzen omdat ze steeds tegen de verhuurafdeling aanliepen met hun systematiek. Daar hoefde ik niet over na te denken en heb onmiddelijk‘nee’ gezegd. Omdat ze zelf in de wijk rondlopen, moest dat toch echt op wat afstand blijven. Ook zou dan ons eigen leren zijn gestopt. We zijn daarop begonnen met onze mensen te trainen in omgaan dilemma’s. Een echte vorm van actieleren. Dat gold voor iedereen, van de opzichters tot en met de verhuur. Zonder dat ze het wisten, werden ze bekwaam in beginselethiek en gevolgethiek. De basisvraag is: hoe wegen we dingen? Voor iedere woning hebben we gemiddeld 280 aanmeldingen, dus zit verhuur dan ook met 279 teleurgestelde, boze en soms agressieve mensen. Na die trainingen heeft iedereen dezelfde ruimte gekregen om af te wijken van ons beleid en processen. Sommigen vonden dat heel spannend, anderen vonden het geweldig. Iedere week is er een casuïstiek-overleg waarin de teams gezamenlijke afwegingen maken en beslissingen nemen. Wie het weet, mag het zeggen. Ze hoeven het mij niet te verantwoorden, natuurlijk wel documenteren en legitimeren.
Beschikkingsvrij werken De Gemeente heeft veel lef getoond door drie bakken WMO bij elkaar te voegen. Daardoor waren er geen schotten. We besloten om beschikkingsvrij te gaan werken; geen indicaties, geen ambtenaren meer die op basis van aanbod afstempelen. Daardoor konden we opschuiven van dure zorg, naar gemeenschapszorg, naar zelfredzaamheid en uiteindelijk naar preventie.
Ook creëerden we daarmee geen individuele oplossingen, maar collectieve oplossingen. Dat doen we nu al zo’n jaar of zes. We maakten andere combinaties. Er is bijvoorbeeld geen indicatie ‘dagbesteding’. Wij gaven we met elkaareen budget aan het bestuur van een buurt-huis, een beschikbaarheidsfinanciering om een programma te organiseren dat dagbesteding vervangt. Dat werkt prachtig! En iedereen die dat wil, kan wat doen. Dat kan zo eenvoudig zijn als helpen door in het buurthuis de koffie te schenken. Je legt hiermee andere verbindingen in de wijk. Zo ontstaan er mooie cross-overs. De GGZ maakt bijvoorbeeld met groepen jongeren de brandgangen schoon in de wijk als dagbesteding onder begeleiding. De huismeester doet dit al een hele tijd en iedereen vindt het geweldig.
Lumpsum We zijn superblij. De Gemeente heeft ons voor vijf jaar gegarandeerd dat we met alle partijen het bedrag dat we nu uitgeven, beschikbaar hebben. De opdracht erachter: ga maar bewijzen dat we met hetzelfde geld veel meer kunnen doen. We zijn nu zover dat we een tweede wijk op dezelfde manier buurthuis nieuwe stijl. Die komt in de plint van een neiuwbouwcomplex van ons. We slopen een oude verzorgingstehuis en het daarnaast liggende losstaande oude buurthuis. Wer maken één nieuw complex en op de begene grond komt het nieuwe buurthuis.
De lump sumfinanciering was natuurlijk een geweldige stap, maar daar zat meteen ook weer de uitdaging in. Het budget dat we kregen, was grotendeels opgebouwd uit uren. Maar er zit geen werkend mechanisme achter de uitruil van uren in de zorg naar uren in wonen en welzijn. Dus hebben alle partijen geld op tafel gelegd om een projectbudget te creëren, voor alle andere te maken kosten; zoals de coördinatoren, onderzoeken, evaluaties en de website. En we zien nu dat met de tweede wijk er in verhouding nauwelijks nog extra kosten bijkomen. Als je nieuwe vormen van monitoring eenmaal hebt opgebouwd, geeft een tweede wijk niet veel meer kosten. De teller van de kosten blijft hetzelfde, alleen de noemer, de totaalomzet, wordt groter. De Gemeente heeft een aanbesteding gedaan rondom dit initiatief en heeft bepaald dat de partijen die aan willen sluiten wel mee moeten in de reeds opgebouwde werkwijze. We hebben hierbij de afspraak dat er eerst middelen worden vrijgemaakt voor collectieve oplossingen. Dan hoeven we als partijen geen geld op tafel te leggen boven op de lumpsumDat dwingt de partijen te accepteren, dat er geld opschuift en dat er bijvoorbeeld geen zorgbudget meer is, of schuldhulpverlening, maar een wijkbudget. Er zijn nu al 12 organisaties betrokken en er komen er nog zo’n 15 bij.
Preventie We hebben een kleine mini-doorbraak; een heel klein gaatje in de dijk dat nooit meer dichtgaat. We kennen in Nederland de WMO, de WLZ en de Zorgverzekeringswet. Maar zorgverzekeringen zijn schadeverzekeringen, die niet ingericht zijn op preventie. Iedereen vindt het belangrijk, maar niemand is integraal aan het sturen op preventie. Je moet door 80 formulieren heen met ieder z’n eigen vragen en beperkingen, of dat nu institutioneel is, beleid of juridisch – het is een drama. We hebben nu voor 1 wijk een miljoen euro budget voor een jaar vanuit de Zorgverzekeringswet. om te bewijzen dat het werkt om grensontkennend te werken in de wijk. Het is voor 1 jaar met de intentie het voort te zetten. Als we dat werkend krijgen, dat valt de grens tussen WLZ en WMO weg. Daar zijn heel veel mensen blij mee, want we lopen met z’n allen tegen dezelfde systemen aan.
Taalgebruik De drie vragen die we de bewoners gingen stellen – wat wil je, wat kun je zelf en wat heb je nodig – werden ook bínnen onze organisaties het mantra. Het is de gezamenlijke taal van het lerend netwerk. Wat hebben de teams van hun managers nodig? Zij stappen daar op af met dit willen we, dit kunnen we zelf, en dit hebben we nodig van de gezamenlijke managers. Als de managers verolgens vastlopen, stappen we ze op dezelfde wijze naar de gezamenlijke bestuurders. En ook de bestuurders hebben jaarlijks meerdere leersessies. Waar wij tegen aanlopen, wat wij graag veranderd zouden willen zien, leggen we vervolgens bij de zorgverzekeraar of bij het ministerie. Het gebruik van dezelfde taal, het formuleren van een lerend netwerk, leren zowel horizontaal (de wijkmedewerkers onderling) als verticaal (naar management en bestuur) heeft een echte transformatie van samenwerking teweeggebracht. Deze methode hebben we inmiddels beschreven en er een accreditatie voor ontvangen. Per gemeente of regio kunnen partijen zichzelf nu dus organiseren met deze methodologie. Samenwerken is namelijk echt een vak apart, maar gelukkig hebben we hier al mooie doorbraken in kunnen bereiken.”
We gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze site zo soepel mogelijk draait. Als je doorgaat met het gebruiken van deze site, gaan we er vanuit dat je ermee instemt.Ok